Wanneer aardappel als vanggewas geteeld wordt, kan een afname van de populatie bewerkstelligd worden die gelijkwaardig is aan een chemische grondontsmetting. Dit effect kan niet door de teelt van bv zwaardherik bereikt worden, omdat alleen aardappelachtige (Solanacea) planten lokstoffen produceren die de aaltjes uit de cysten zullen lokken.
Maximale afnames in de bovenlaag van 78% tot 92% zijn gemeten bij een teeltduur van 37 tot 47 dagen. Dit is inclusief de sterfte die al van nature plaatsvindt ineen niet aardappel jaar (varierend van 50% in het eerste jaar na aardappel tot 30% in de jaren daarna). Teel daarom geen aardappel als vanggewas in het eerste jaar na een vatbaar aardappelras. Bij een bodemtemperatuur onder 10oC vindt er geen lokking plaats. Doding met glyfosaat is de enige juiste methode om het vanggewas snel volledig dood te krijgen voordat vermeerdering plaatsvindt. Gebruik wel een resistent ras, zodat er niet direct problemen ontstaan als de gewasdoding tegenvalt.
Voorwaarden aardappel als vanggewas
De teelt moet bij de NVWA worden aangemeld als officiële bestrijdingsmaatregel aardappelmoeheid@nvwa.nl
LET OP: Een tussentijdse teelt van aardappel als vanggewas kan een overtreding van de AM-teeltvoorschriften van de NVWA zijn. Formeel dient een ontheffing te worden aangevraagd. Zie hiervoor de teeltvoorschriften op de webiste van de NVWA