Algemene informatie
Trichodorus- en Paratrichodorus-aaltjes komen uitsluitend voor op zandgrond en lichte zavel. In Nederland voorkomende Trichodoridesoorten zijn: T. primitivus, T. similis, T. sparsus, T. cylindricus, T. viruliferus, T. variopapillatus, P. teres, P. pachydermus, P. nanus en P. anemones. De aaltjes voeden zich aan worteltoppen van een scala aan gewassen. De wortel kan hierdoor zodanig beschadigd worden dat ze stopt met groeien. De plant vormt nieuwe wortels waardoor een afgeknot, vertakt en/of bossig wortelstelsel ontstaat. Bij peen, witlof en biet levert dit meer tarra op. Bij hoge dichtheden vallen kiemplanten weg. Uien en bieten verliezen daardoor opbrengst. Bij aardappels kan de aantasting ook op de spruiten plaatsvinden welke dan sterk gaat kronkelen en langerekte bruine vlekken vertoont. Valplekken waarbinnen gezonde en beschadigde planten naast elkaar voorkomen, zijn het gevolg. Bovendien kunnen ze zich binnen enkele dagen, gelokt door de plant, van dieper gelegen lagen naar de jonge wortels verplaatsen. Hoewel de grootste aantallen in of net onder de bouwvoor voorkomen zijn ze vaak tot aan het grondwaterniveau te vinden. Alle genoemde Trichodoridesoorten zijn overbrenger van het Tabaksratelvirus (TRV) en het vroege verbruiningsvirus van erwten (PEBV). Opvallend is dat elke soort zijn eigen virusstam bij zich kan dragen. TRV kan grote kwaliteitsschade veroorzaken in aardappel (stengelbont en kringerigheid) en enkele bolgewassen (ratel in tulp en kartelrand in gladiool). Als een aantal aaltjes TRV bevatten, treden al bij kleine aantallen problemen op. Recent onderzoek laat vermoeden dat TRV in aardappel naast kwaliteitsproblemen ook opbrengstderving kan veroorzaken.
Specifieke informatie
P. teres komt voor op lichte mariene zandgronden met een afslibbaarheid van 5 - 12 %, een organisch stofgehalte van minder dan 2 % en een hoge pH. De specifieke structuur van deze gronden heeft een ideale poriegrootteverdeling waarin P. teres zich goed en relatief snel kan verplaatsen. Deze gronden zijn te vinden in de Noordoost polder, de Wieringermeer, Texel en de Nederlandse kuststreek. Bij een afslibbaarheid boven 12 % komt P. teres nog wel voor, maar neemt de mobiliteit snel af. Directe schade treedt dan in mindere mate op en bij hogere afslibbaarheidspercentages helemaal niet meer. TRV-overdracht kan nog wel plaatsvinden. Op zwaardere kleigronden kan het aaltje niet lang overleven. P. teres is de rapste onder de Trichodoriden, maar daarentegen het gevoeligst voor droogte, verstoring en druk. Jonge planten verliezen wortelsappen, waardoor P. teres binnen enkele dagen zelfs vanuit dieper gelegen lagen wordt gelokt.