Bij een matige besmetting witte bietencysteaaltjes kan er gekozen worden een bietencysteaaltjes resistent ras te telen. Bij zware besmettingen kunnen de bieten beter op een ander perceel geteeld worden. Ook kan de teelt van een bietencysteaaltjesresistente bladrammenas of gele mosterd de populatie sterk verminderen. Het beste effect wordt bereikt met een bladrammenas in een voorjaarszaai als braakgewas. Bij zaadvorming moet het gewas afgemaaid worden op 20 cm. Hiervoor is bladrammenas beter geschikt dan gele mosterd omdat hierbij hergroei optreedt, daar waar gele mosterd na maaien grotendeels afsterft. Wanneer een resistente groenbemester als nateelt wordt ingezet zal het resultaat minder zijn dan een voorjaarszaai als braakgewas. Het bestrijdend effect is afhankelijk van de doorworteling en de temperatuur. Bij een zaai na begin augustus zal er geen extra lokking van de aaltjes optreden.
Op de site van het IRS is nog meer informatie over bietencystenaaljtes te vinden.Kijk daarvoor in de applicatie Ziekten en Plagen en in de teelthandleiding bij 10.2 Aaltjes
Uit onderzoek is gebleken dat granulaten in de bietenteelt nooit financieel rendabel zijn.
In het voorjaar, wanneer de bodemtemperatuur boven de 8 ºC komt, komen de larven uit de eieren en begeven zich naar de jonge wortels. Daar gaan ze binnen en voltooien hun levencyclus. Afhankelijk van temperatuur en vochtigheid kunnen zich 2 tot 4 generaties ontwikkelen. De temperatuursom (minus de basistemperatuur van 8 graden) van witte bietencysteaaltjes is ongeveer 465 graden. Ook een groot aantal onkruiden zijn waardplant voor witte bietencysteaaltjes, het gaat om alle soorten ganzevoeten en veel kruisbloemigen (knopherik). Het onkruid zorgt ervoor dat de populatie bietencysteaaltjes in stand blijft of zelfs kan vermeerderen.