Heterodera spp. / Globodera spp. (cysteaaltjes)

De namen van de cysteaaltjes zijn gerelateerd aan de hoofdgewassen waarbij ze schade veroorzaken; peencysteaaltje, erwtencysteaaltje, bietecysteaaltje, aardappelcysteaaltje. De cysteaaltjes zijn sterk gespecialiseerd op één of enkele gewassen. Ze komen op alle grondsoorten voor.

De belangrijkste soorten in Nederland zijn de aardappelcysteaaltje, Globodera pallida en Globodera rostochiensis en de bietencysteaaltjes, Heterodera schachtii en Heterodera betae.  

Levenswijze

Een cyste is het afgestorven vrouwtje waarvan de huid is verhard, geheel gevuld met eieren. In de cyste liggen de 300 tot 600 eieren in rust. Jaarlijks komt er een klein deel van de eieren spontaan uit, ook wanneer er geen waardplant groeit. Dit zorgt ervoor dat de besmetting langzaam afneemt.
Wanneer lokstoffen de cyste bereiken komen de larven uit de eieren en gaan op zoek naar hun gastheer. De larve dringt de wortel binnen. De plant rageert met de vorming van voedingscellen. Vervolgens vervelt de larve en is dan niet meer mobiel. Daarna ontwikkelt de larve zich tot mannetje of vrouwtje. Bij voldoende voedsel ontstaan vrouwtjes. Op plaatsen waar voedseltekort is, ontstaan mannetjes.
De mannetjes zijn mobiel en verlaten de wortels. Het vrouwtje zwelt op en barst met haar achterlijf uit de wortel waarna ze door één of meer mannetjes bevrucht wordt. De eieren worden binnen het lijf afgezet. Het vrouwtje sterft en de huid verlooit tot de cystewand waarbinnen de eieren hun kans afwachten.
De meeste cysteaaltjessoorten hebben één levenscyclus per groeiseizoen maar sommige hebben er twee tot drie.
De schade ontstaat in eerste instantie doordat de larven het wortelstelsel beschadigen maar ook door hormonale verstoring van de plantengroei. Wanneer de larven de wortels binnendringen wordt via verstoring van de hormoonhuishouding, in de bladeren de fotosynthese geremd.
Resistentie tegen cysteaaltjes is gebaseerd op verstoring van de voedingscel. In resistente rassen komt de voedingscel niet goed tot ontwikkeling. Het gevolg is dat er weinig voedsel voor het aaltje beschikbaar is, waardoor er alleen mannetjes worden gevormd. Er ontstaan hierdoor geen eieren, waardoor het aaltje zich niet kan vermeerderen. Larven dringen dus eerst het wortelstelsel binnen en dan pas treedt het resistentiemechanisme in werking. Daarom staat resistentie los van schadegevoeligheid (tolerantie) voor het aaltje.

Cysten van Globodera pallida op aardappelwortels. De bruine cysten zijn afgerijpt, de witte cysten nog niet. 

Wortelstelsel met daarop bietencysten. De cysten zijn citroenvormig. 

Typische geelverkleuring van G. rostochiensis zoals dat in juli in het veld te zien is. G. pallida kent geen okergeel stadium maar verkleurd direct van wit naar bruin.