Het gele bietencysteaaltje, Heterodera betae, geeft vooral op zandgronden problemen. Het komt in vergelijking met witte bietencysteaaltjes (dat overal in Nederland voorkomt) veel minder vaak voor. In principe tasten gele bietencysteaaltjes dezelfde gewassen aan als het witte bietencysteaaltjes. Behalve voor bieten (suiker- voeder- en rode bieten) is dit aaltje ook schadelijk voor spinazie en koolsoorten (met name voor spruitkool), koolzaad, stoppelknollen en rabarber. Bladrammenas en gele mosterd zijn ook waardplant behalve de resistente rassen. Daarnaast heeft het gele bietencysteaaltje ook nog aantal waardplanten extra, met name onder de vlinderbloemigen. Het gaat hier om slaboon, tuinboon, wikke en, in mindere mate, enkele klavers. Erwt wordt wel aangetast maar de aaltjes vermeerderen er niet op. Vanaf ongeveer eind juni zijn de citroenvormige cysten zichtbaar op het wortelstelsel. Deze zijn eerst wit, worden dan geel en verkleuren later bruin. Alleen gele bietencysteaaltjes hebben voordat ze bruin worden ook nog een geel stadium. Op de site van het IRS is nog meer informatie over bietencystenaaljtes te vinden.Kijk daarvoor in de applicatie Ziekten en Plagen en in de teelthandleiding bij 10.2 Aaltjes
Wanneer er een hoge besmetting met gele bietencysteaaltjes voorkomt is de belangrijkste optie het aanpassen van het bouwplan, zodanig dat er niet meer dan eens in de drie jaar een waardplant staat. Er bestaan wel witte bietencysteaaltjesresistente bietenrassen maar deze zijn dit niet tegen gele bietencysteaaltjes. Hetzelfde geldt voor witte bietencysteaaltjesresistente bladrammenas en gele mosterd. Uit onderzoek is gebleken dat granulaten in de bietenteelt nooit financieel rendabel zijn.
Wanneer de bodemtemperatuur boven de 15 graden Celcius komt komen de larven uit de eieren en begeven zich naar de wortels. Ze gaan daar naar binnen en ontwikkelen zich allemaal tot vrouwtjes. Dit zorgt ervoor dat de vermeerdering sneller gaat dan bij witte bietencysteaaltjes want daar worden zowel mannetjes als vrouwtjes gevormd. Er is echter wel gebleken dat bij een rotatie met niet meer dan eenderde waardplanten er gemideld over de jaren geen vermeerdering van betekenis optreedt. Ook een groot aantal onkruiden zijn waardplant voor bietencysteaaltjes, het gaat om alle soorten ganzevoeten en veel kruisbloemigen (knopherik). Het onkruid zorgt ervoor dat de populatie bietencysteaaltjes in stand blijft of zelfs kan vermeerderen. Specifiek voor gele bietencysteaaltjes zijn ook nog zuring, vogelmuur, lipbloemigen en anjer waardplant.