Meloidogyne hapla (Noordelijk wortelknobbelaaltje)

Meloidogyne hapla blijft beperkt tot de zand- en dalgronden.

De waardplantenreeks van Meloidogyne hapla beperkt zich voornamelijk tot de breedbladigen (dicotylen). Aardappel, witlof en vlinderbloemigen springen eruit doordat ze zeer hoge dichtheden nalaten. Monocotylen (grassen, granen en maïs) vermeerderen het aaltje niet. De sterfte onder niet waardplanten en zwarte braak ligt bijzonder hoog en kan na één seizoen tot 95% daling leiden. Onder Nederlandse omstandigheden kan M. hapla één tot twee generaties per jaar vormen.

Kenmerkend is dat de wortel op het knobbeltje meestal vertakt. De knobbeltjes zien er daardoor uit als 'spinnetjes' en geven het wortelstel een bossig uiterlijk.
Gewassen met een penwortel vertakken wanneer de larven de hoofdwortel binnendringen. Daarom is Meloidogyne hapla bijzonder schadelijk voor peen, schorseneren, witlof en bieten. Bovengronds is er alleen bij hoge aanvangsbesmettingen enige groeiremming te zien.
In Nederland komen minimaal twee biotypen voor. De meest voorkomende vermeerdert zich niet op Tagetes, de andere heeft Tagetes wel als waardplant.

De schadedrempel ligt voor penvormende gewassen bij enkele larven per 100 cc. grond, omdat kwaliteitsverlies hard doortikt in het saldo. Een niet waardplant als voorvrucht voor een schadegevoelig gewas kan het risico op schade sterk beperken. Breedbladige onkruiden moeten in het graan dan wel volledig onder controle zijn. Wanneer er op een perceel problemen zijn met Meloidogyne hapla dan kan de teelt van vlinderbloemigen beter worden vermeden
Door de grote sterfte bij oplopende temperaturen zorgt uitstel van zaai- en planttijdstip in het voorjaar voor een sterke verlaging van de beginbesmetting.
Wanneer penwortelvormende gewassen in het begin van het seizoen al vertakkingen vertonen kan het gewas beter worden ondergewerkt. De vertakkingen zijn onherstelbaar, zodat het geen zin heeft het gewas tot aan de oogst te laten staan. Bovendien zal door vroegtijdig onderwerken een sterke daling van de besmetting optreden door de lange braakperiode.